Ik ben een Berkhouter
Mijn jeugd in Berkhout – 1932 -
1942
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft mij
ingeschreven als Kees Koetsier.
Mijn twee jaar eerder geboren broer kreeg de voornamen Nicolaas Cornelis.
Voor mij bleef er slechts Kees over. Mijn voornaam is dus Kees met een K en niet Cees afgeleid van Cornelis
zoals alle andere Keezen die ik ooit heb ontmoet.
En daarom heb ik een zeldzame naam.
Kees en Nico 1938 Vader, Kees en Nico 1935
Nico en Kees 1940
Berkhout, de Kerkebuurt gezien
van voor onze woning. Links huis hoofd lagere school.
Mijn vader, Cornelis Koetsier werd in 1880 in Zwaag geboren. Tussen 1920 en 1930 ontmoette hij mijn moeder, Geesje Coevert, geboren in 1896 te Oostwoud. Zij paste op het gezin
van een te jong overleden zuster, getrouwd met ene Remment Balk. De familie
Balk woonde in Berkhout op de linker hoek van de Hulkerweg aan de hoofdstraat.
Vlak bij ´t Wijd, waar schaatswedstrijden werden gehouden.
Cornelis Koetsier en Geesje Coevert ca. 1931
Geesje Coevert ca. 1925 - ca.30 jaar.
Zwaag, Ca. 1885
Moeder Geesje Coevert
Grootvader – grootmoeder
1925, ca 30 jaar Klaas Koetsier, Aafje vader,
Zonen: Jacob, Cornelis, Jan
Dochter: Ali
En zo is het gekomen dat ik op 2 maart 1932 werd geboren op nummer
A122. Dat nummer 122 is later veranderd en was bij de
verhuizing in 1942 A154. Er moet het een en ander bijgebouwd zijn.
Tegenwoordig is het A151 en wordt bewoond door de familie Koster. Zijn er weer een
paar huizen afgebroken?
Mijn grootvader Klaas Koetsier
werd in 1830 in Oudorp geboren. Klaas werd weduwnaar en trouwde in 1877 voor de
tweede keer met ene Aafje Vader. Uit
het eerste huwelijk met Elisabeth Bakker,
geen kinderen.
Toen Klaas 50 jaar was werd mijn vader als tweede zoon in 1880 geboren.
Dat ruime tijdschema van family planning heeft mijn vader gevolgd.
Pas in 1932, toen mijn vader op zijn beurt 52 was, werd ik in Berkhout
geboren. 102 Jaar na de geboorte van mijn grootvader.
Dankzij dit ruime tijdschema ben ik nu in 2011
nog met 79 jaar in leven en kan opscheppen een grootvader te hebben die is
geboren in 1830, 9 jaar na de dood van Napoleon, nu 181 jaar geleden.
Dit maakt mij reeds een zuivere Westfries, je zou kunnen spreken van
een “diepwesrfries”. De wortels van mijn stamboom zijn terug te vinden in
Sijbekarspel, Midwoud, Oudorp, Spierdijk en meer plaatsen in West-Friesland
waar de wereld voor het DSBank debacle nog nooit van had gehoord. Tot aan de
tijd van de Slag bij Nieuwpoort in 1600 vonden wij de naam Koetsier terug in
West Friesland.
Toch is het mogelijk dat via de familie van mijn moeder wat vreemd
bloed is toegevoegd. Opa Coevert of Couvert zal van franse Hugonoten af kunnen
stammen.. Hij was getrouwd met ene Reinouwtje Louw. De stamboom van de familie
Louw maakt melding, naast zo goed als alleen maar Westfriezen, van een Zweedse
zeeman.
Misschien heb ik daar mijn enigszins rossige Viking-achtige uiterlijk aan te danken. Mijn moeder sprak
van “goudblond” haar en “goudhaantje”. Schoolgenoten riepen gewoon “rooie”!
Waarop ik in drift ontvlamde en op de vuist ging. Dat liep meestal in mijn
nadeel af omdat ik, klein van stuk, niet opgewassen was tegen de grotere jongens.
Ongetwijfeld is de familie naam “Koetsier” van het gelijknamige beroep
afgeleid. En dat moet ontstaan zijn uit het woord “koets”.
Volgens Wikipedia is Koets een verbastering van de Hongaarse plaatsnaam
Kocs.
Hierover vertelt Wikipedia in Google het volgende:
“Het
woord koets is afgeleid van de plaatsnaam Kocs (een dorp bij Komárom in
Hongarije, waar het keizerlijk wagenpark zich
bevond). Het eerdere gebruik van een draagstoel
voor het vervoer van hooggeplaatste personen werd rond 1580
vanuit Hongarije door een nieuwe mode vervangen. De nieuwe mode bestond uit
een lichtgebouwde cabine die met vier riemen tussen twee assen was
opgehangen. De paarden werden bestuurd door een ruiter op het linker paard.
Deze rijtuigen waren in tegenstelling tot ongeveer de boerenwagens en
karren
zeer comfortabel.
Ook in het Duits, Frans en Spaans en Russisch komt de naam Kocs terug als
Kutscher, cocher, en cochero. Nu wonende in Spanje maak ik nogal eens gebruik
van de Spaanse vertaling. De Spaanse taal spreekt alle lettergrepen uit. Kees
Koetsier wordt Ke-es Ko-et-si-er
Carlos Cochero is dan een verademing.
Omdat de koets vóór 1580 nog niet bestond
zal de naam Koetsier vóór 1580 ook niet voorkomen
|
Grootvader Klaas Koetsier en
Aafje Vader ( 13 feb
1844-Sijbekarspel- 1938 Avondlicht Hoorn) handelden vanuit een winkel in Zwaag
o.a in textiel. Klaas Koetsier stond te boek als koopman in manufacturen. Het
ging ze kennelijk niet slecht want in 1902, toen grootvader Klaas Koetsier en
Aafje Vader 72 en 57 jaar waren, bouwden
zij voor de oudste zoon Jacob een zaak in Wijdenes en voor mijn vader Cornelis
een identieke zaak in Berkhout. Hiervoor werd grond aangekocht.
In Berkhout werd van Jan Loots Pieterszoon, landman, de overgrootvader
van Henk Loots, die nu daar op A 153 woont…., nu volgt de oorspronkelijke tekst
van de originele acte….
…….“een stuk grond gekocht ter
grootte van ongeveer drie aren dertig centiaren, 330m2, zoals op het terrein
door paaltjes is aangewezen, uitmakende het oostelijkst gedeelte van het
perceel gemeente Berkhout kadaster sectio D nummer 862 als weiland geheel groot
zeven aren veertig centiaren.
Deze verkoop en koop is geschied
voor de som van vijf honderd gulden, die de verkooper verklaarde op heden van
den kooper te hebben ontvangen en voorts op de volgende bedingen……….etc. “
Eén “beding” nummer 5, luidt:
“Het bij deze verkochte zal van
het aan den verkoper overblijvende perceelsgedeelte worden afgescheiden door
middel van een hek. Welk hek door verkooper en kooper voor gezamenlijke
rekening zal worden geplaatst en onderhouden.”
Ik vraag mij af of daar na 110 jaar nog de hand aan wordt gehouden.
Daar moeten Henk Loots en de familie Koster die daar nu woont maar eens
over praten. Misschien zit er wel een uitzending voor de rijdende rechter in.
A 122 in 1901
Mijn vader heette dan wel Koetsier maar van een koets was geen sprake.
Uit deze begintijd stammen de verhalen van wilde ritten met hondenkarren
waarmee “de boer” werd opgegaan
Ca. 1905, Aaf
Koetsier, halfzus, Vader met paard en wagen..
ca. 3 jaar Vader,
Riek de Ruiter, Zie paardenpad
in het
vrouw eerste huwelijk midden
van de weg.
Vader en Nico Koetsier ca. 2 jaar
in 1932
De crisis in de jaren dertig.
Nederland bevindt zich bij mijn geboorte, begin jaren dertig, in een
diepe economische en politieke crisis. De sociale onvrede is groot en het
vertrouwen in de democratie klein. Dat is volgens René Kok van het Nederlands
Instituut voor Oorlogsdocumentatie de basis voor de ideologie van de NSB: “In
Duitsland en Italië hebben Adolf Hitler en Benito Mussolini bewezen dat er een
oplossing is. En voor Nederland is daar nu Anton Mussert, die het volk uit het slop zal
halen.”
De NSB is een autoritaire partij die Nederland weer zelfrespect wil
geven via een sterke krijgsmacht, een daadkrachtige bestrijding van de massale
werkloosheid en een krachtig staatsbestuur. Er moet een ‘nieuwe orde komen’,
met Ir. Anton Mussert als leider. De beweging groeit snel. De leden komen uit
alle lagen van de bevolking. Op 1 januari 1936 telt de NSB 52.000 leden.
Tijdens de meidagen van 1940 werden ongeveer 10.000 NSB'ers
gevangengezet. Op verdacht van spionage voor de vijand! Hun bevrijding door de
Duitsers versterkte hun neiging om met de bezetters samen te werken. Op de
'hagespraak' van 22 juni 1940 te Lunteren schaarde Mussert zich volledig aan de
Duitse kant: voor hem en zijn aanhang was de oorlog met Duitsland afgelopen en
had het Oranjehuis de troon verspeeld.
Deze ontwikkeling heeft grote
gevolgen voor mijn jeugd meegebracht.
Ik heb geaarzeld hierover te
spreken omdat ongenuanceerde negatieve gevoelens, soms volkomen terecht maar
soms ten onrechte, tegen ex NSBers na ruim 70 jaar nog steeds levendig zijn.
In 1932, het jaar van mijn geboorte werd mijn vader lid van de NSB.
Daarvan heb ik nooit iets gemerkt. Totdat 8 jaar later, op die zonnige
vrijdagmorgen op 10 mei Duitsland Nederland binnenviel.
Een kapitein van het Nederlandse leger in zijn groene uniform met kepi,
voorzien van gouden oranje insigne, kwam langs en wilde vader spreken. Die was
al de boer op met zijn oude T Ford. Ik vond het best spannend. Tegen de middag
kwam hij thuis. Hij had de gewoonte om na de Bobeldijkerweg de laatste honderd
meter de auto in zijn vrij, langzaam uit te laten lopen. Ik rende de straat op
sprong op de treeplank van de langzaam rijdende auto, en vertelde hem dat hij
zich in de school aan de overkant moest melden.
Daar deelde de kapitein hem mede dat er niets slechts over hem bekend was.
Hij mocht zo weer naar huis, als hij verklaarde dat hij niets met de NSB meer
te maken zou hebben.
Hij heeft toen gezegd dat hij sinds 1932 lid van die partij was met het doel om de
minder bedeelden, o.a. de “arme” boerenarbeider een beter bestaan te geven. Hij
zag geen reden dat op te geven.
Dus werd hij meegenomen en bracht 5 dagen door in de Krententuin in
Hoorn. Daar werd hij door de Duitsers bevrijd na volgens zijn zeggen 5
gezellige dagen met vrienden doorgebracht te hebben.
Mijn broer en ik ervoeren dat anders. Die 5 dagen sliepen wij angstig
met moeder in één bed en hebben zelfs gebeden voor vader. Dat hadden we nog
nooit gedaan. Ondertussen voltrok zich elders in Nederland de oorlog. Over de
radio volgden wij het verloop. Voor zover je als 8 jarige een oorlog kan
volgen.
Dat mijn vader sociaal begaan was met zijn medemensen bleek mij op een
reüni van de lagere school in de jaren negentig. Een dame sprak mij aan en
vertelde dat ze zich mijn vader
herinnerde. Dat was een goeie man. Waarop ik quasi verwonderd zei: hoezo?
Ja, wij waren een arm boerenarbeidersgezin. Je vader leverde matrassen
en als hij een nieuwe matras aan een rijke boer had geleverd dan zei hij tegen
de boer die oude mag ik wel meenemen. Daar heb ik wel een adresje voor. En zo
hebben wij ooit van je vader een matras gekregen. Het was ca. 60 jaar later dat
zij zich dat herinnerde.
Toch werd hem zijn overtuiging in het dorp niet in dank afgenomen. Vele
trouwe klanten kochten de baaie broeken, korsetten, dekens etc. voortaan in
Hoorn.
In 1941 is er een steen door een etalage ruit gegooid. Twee heren van
de Duitse Sicherheitsdienst in hun klassieke leren jassen kwamen langs om dit
te onderzoeken. Zonder resultaat. Het zou interessant zijn als iemand die dit leest mij nog zou
kunnen vertellen wie dat geweest is. (kkoetsier@gmail.com) .
De zaak verliep en werd voor fl. 6000 in 1942 verkocht aan de familie
Karsten. Dat werd mijn vader ook weer kwalijk genomen. Karsten was
katholiek en de Kerkebuurt zuiver
protestants. In 1942 verhuisden wij daarop naar Texel nadat mijn vader 42 jaar
lang zijn zaak in Berkhout had gevoerd.
Van hondenkar tot T Ford.
Kinderen en kleinkinderen leren in geschiedenisboekjes dat NSBers
profiteurs waren en vanwege goede baantjes lid waren en “heulden” met de vijand. Mijn vader was zeer
sociaal en zeker geen profiteur. Dat hij met vele anderen in 1932 lid werd is
te begrijpen.
Onbegrijpelijk is dat bij het begin van de oorlog ruim 10000 voor de
Duitsers volkomen onbelangrijke mensen op verdacht van spionage en landverraad werden
geïnterneerd. Had de regering niets
beters te doen? Na 5 dagen werden zij
door de Duitsers vrijgelaten.
Velen die het beste met de mensen voor hadden zoals mijn vader meenden
daarom dat de Duitsers hun vrienden waren.
NSB-ers worden ongenuanceerd “landverraders” genoemd. Helaas
“ongenuanceerd”. Het is duidelijk dat er een verschil in mentaliteit is tussen
de idealisten van de begin jaren dertig en die kort na het begin van de oorlog in mei 1940
tot die partij toetraden.
Het is bekend dat de NSB burgermeester van Texel van niet NSB-ers
inlichtingen ontving over onderduikers, maar hier niets mee heeft gedaan.
Duidelijk is dat men op grote schaal in de oorlog werd misleid.
Na het einde van de oorlog, ik was toen 13 jaar oud, werd mij duidelijk
wat voor gruwelijkheden hadden plaats gevonden. Met schaamte vroeg ik mij af:
“hebben wij daar achteraan gelopen?”.
Blijft de vraag:
“Hoe is het mogelijk dat zo´n
hoogontwikkeld volk, tegelijkertijd in staat was, zulke grote misdaden tegen de
mensheid te begaan. En zo dicht bij ons land.
Het dorp Berkhout.
Het dorp Berkhout bestond uit één straat, de “Berkhouterweg“, ca. 8
meter breed en 5km lang. In mijn tijd al geasfalteerd, maar het oorspronkelijke
ca. 1 mtr brede stenen paardenpad in het midden schemerde nog door de eerste?
laag asfalt heen.
De Berkhouterweg loopt vanuit de
gemeente Hoorn in bijna rechte lijn van oost naar west tot aan de Goorn. Aan
beide zijden bebouwd met boerderijen en woonhuizen, loopt De “Berkhouterweg”
over het midden van een strook land geklemd tussen twee sloten.
Is er iets bekend wanneer deze sloten werden gegraven? Je zou kunnen
vermoeden dat die sloten gegraven zijn om de hierop uitkomende zijsloten op te
vangen en zo een landtong te vormen van
waaruit het omringende grasland kon worden geëxploiteerd.
Berkhout bestond uit drie buurtschappen: Oosteinde, overwegend
katholiek, Kerkebuurt, ik denk zuiver protestands, en het Westeinde overwegend
katholiek.
Ons huis, de winkel in manufacturen, bevond zich in het midden in de
Kerkebuurt. Komend vanuit Hoorn op de rechterkant, de noordzijde van de straat.
De tuin naast het huis grensde ten oosten aan het “haventje”. Een inham van de
sloot die ten noorden van het dorp parallel de zo goed als rechte Berkhouterweg
volgde. Dit haventje is na 1950? gedempt en bij gedogen mag de huidige eigenaar
de grond als de zijne beschouwen.
Is er iets bekend hoe dit “haventje” aan zijn naam is gekomen? Het kan
in het verleden als “haventje” gebruikt zijn.
De overkant van “het haventje” woonde Jacobus Bakker en zijn vrouw
Anne. De barbier van het dorp.
In de tuin achter het huis van Jacobus Bakker was een ketel die
moerasgas opving uit het water. Dat werd
gebruikt om op te koken. Ik geloof dat dit in buiten gebruik is geraakt.
Schuin tegenover ons stond het huis van de familie Kuin, schildersbedrijf,
met zoon Ad en zijn zusje Alie? Recht tegenover ons was de boerderij van de
familie Loots. Dat werd bewoond door Wim Loots, de vader van Henk Loots.
Ik herinner mij de geboorte van Henk Loots in 1941. Mijn moeder deed
een wit schort aan en ging bakeren bij de buren aan de overkant.
Naast de boerderij schuin tegenover ons huis stond het huis van het
hoofd van de school meester Bergsma. Zijn zoon heette Jurre.
Omdat de school schuin aan de overkant stond kon ik als de bel ging nog
van tafel opstaan en op tijd op school zijn. Dat heeft een nadelig gevolg gehad.
In de rest van mijn leven ben ik vele malen te laat gekomen omdat ik te laat
van huis ging in de veronderstelling dat ik het nog kon halen.
Herinneringen aan mijn eerste schooljaar dat begon in april 1938 wordt
beheerst door de strenge juffrouw van den
Berg. Zelfs na ruim zeventig jaar voel ik nog de opluchting toen ik in de
tweede klas de lieve juffrouw Wiersma kreeg. Daarna was het meester Bos waaraan
ik geen slechte herinnering heb. Voordat ik aan meester Bergsma toe was gingen
we naar Texel.
Het grasveld tussen het huis van Kuin en de boerderij van Loots werd
door Wim Loots, vader van de huidige Henk Loots, gebruikt om koeien voor het
oog van de hele buurt te laten dekken.
Dit was mijn eerste seksuele voorlichting.
Ad Kuin, Jaap van ´t Hart, Nico Koetsier op het
“stieren-veldje”.
Naast ons woonde de grootvader van Henk Loots in het huis wat Henk voor
zichzelf door een moderne versie heeft vervangen.
Daarnaast woonde de schoenmaker. Gijs Berveling.
Iets verderop woonden Klazien en Jaap Dekker. Klazien met haar donkere
haren was voor mij het mooiste meisje van het dorp. Ze zijn naar Andijk
verhuisd en ik heb nooit meer iets van ze vernomen.
Nog iets verderop woonde dokter van der Linde met een dochtertje dat
Wiek heette. Of was het de zoon die Wiek heette?
Winter 1940
Kees en Nico, 8 en 10 jaar
Deze dokter van der Linde heeft mij en mijn broer Nick eens van een
mogelijke verdrinkingsdood gered. Als klein licht jongetje moest ik als een soort “offer-lam”
voor de grotere jongens bij de eerste vorst het ijs testen. Bij de brug naar
Hoorn bij de Slagterslaan ging dat een keer goed mis. Ik zakte door het ijs en
mijn grote broer die mij wilde redden ook.
Op dat moment passeerde dr. van der Linde en haalde ons op het droge.
Met een schop onder de kont werden we naar huis gestuurd. Ook nu nog voel ik de
kou die wij voelden tijdens de paar honderd meter bij het naar huis rennen in
onze natte kleren. Wel haalden we voor de eerste keer van ons jonge leven
hiermee de lokale pers.
Dat huis was van Jan Kamp en daar woont nu een
Schuijtemaker
Mededeling van Annet Wood, beeldend kunstenaar te Berkhout.
In die jaren dertig werden jaarlijks? Flora wedstrijden gehouden.
Kinderen konden een prijs winnen met een
plant of bloem die ze
gekweekt hadden. Ook waren er gondelvaarten over het water met
versierde boten of versierde optochten zoals op onderstaande foto´s.
1937
Het huwelijk van Juliana en Bernhard
in 1937. Annie Jellema en Nico Koetsier als het bruidspaar, ik en Siep
Jellema als bruidsjonkers.
1938
Hier zijn te zien als leden van het “Fanfarecorps Harmonie” van links
naar rechts: Nico Koetsier, dirigent, Ad Kuin, vaandeldrager, Klazien Dekker,
triangel, Kees Koetsier, tamboer, Jaap Dekker,?, Siep Jellema, blaasinstrument,
en Annie Jellema, harp.
Ook zijn te zien de trotse moeders van: Ad Kuin, tussen Nico Koetsier
en Ad Kuin. En naast Annie Jellema haar moeder en daarnaast mijn moeder.
Berkhout werd in de jaren dertig bestuurd onder burgemeester Best. Hij
bereed een fiets zonder bagagedrager. Dat zag er deftig kaal uit. Misschien een
teken van stand? Bij het stijfjes opstappen, keurig in het pak, het rechter
been waardig over het zadel zwaaiend, liet hij soms een windje. Volgens Wikipedia
bekleedde hij dat ambt van 1919 tot 1942. Twintig jaar langer dan zijn
Duitsgezinde opvolger die in 1945 vervangen werd door P. Beemsterboer.
Van namen van wethouders ben ik niet zeker. Vuuring was misschien
gemeente secretaris?
Wij hadden meen ik één politieagent. Die woonde op de Slagterslaan in
een rijtje voor die tijd nieuwe moderne huizen. Er staat mij een naam: Jopie
van der Kulk, voor de geest. Die woonde
daar ook met een vriendin waarvan ik de
naam kwijt ben. Misschien was de vader van Jopie die eenzame politieman van het
dorp.
Mijn broer Nico en de twee meisjes van de Slagterslaan
waarvan één Jopie van der Kulk moet zijn.
Eens vertelde een Groninger mij
dat opgroeien in een dorp een voordeel is. Vanuit een dorp kan je veel
verder kijken dan vanuit een stad. Daardoor krijg je een betere kijk op de wereld.
In ieder geval tekenden rangen en standen zich duidelijk af in de
kleine gemeenschap van Berkhout.
Je sprak altijd met respect over “rijke” boeren. De burgemeester was
wel de belangrijkste persoon gevolgd door de dokter, hoofd van de school,
waarna de middenstand volgde met de barbier, schoenmaker, manufacturier,
kruidenier etc. Je had een gevoel van medelijden als “arme” boerenarbeiders ter
sprake kwamen.
Alvorens te verhuizen naar Texel in 1942, kregen mijn broer en ik nog
een onvergetelijke vakantie van zes weken in Thüringen bij pleegouders .
Tot kort daarvoor dacht ik dat de wereld bij den Helder ophield. En nu
bleken er bergen, glooiende beboste
heuvels en rivieren te bestaan, i.p.v. alleen maar groen, vlak, plat grasland
en sloten.
Instinctmatig is Berkhout mij altijd blijven trekken. Globaal gezien
was ik 20 jaar in Indonesië, 7 jaar in Afrika en sinds 1989, 22 jaar in Spanje. Tijdens één
van mijn verloven uit het buitenland reed ik om vanaf Schiphol over Berkhout naar
St. Maartenszee waar we een vakantiebungalow bezaten.. Het was avond en al
donker en koud. Vóór de kerk stapte ik uit, ging de trap op en voelde aan de
deur! Die was op slot. Ik grapte: De terugkomst van de verloren zoon.
Die kerk had van mij in mijn jeugd vóór 1940, een enkele keer bezoek
gehad tijdens de kerst. Dan kregen we een sinaasappel en een banaan.
Ik herinner me nog hoe de kaarsjes met een katoenen lont verbonden waren en zo de één na de ander ontbrandden.
Onwillige kaarsjes werden tot de orde
geroepen door de koster met een brandend kaarsje op een lange stok.
Eén keer liep ik het erf op van het nog niet verbouwde huis van Henk
Loots. Henk´s moeder stond in de tuin en ik zei: mevrouw, ik heb hier vroeger naast gewoond. Ofschoon
er wel dertig jaar tussen zat vroeg ze zonder aarzelen: “ben je Nico of Kees”. Wel, ik was Kees.
Nico, mijn grote broer, was één meter tachtig en ik één acht en zestig.
Hij is in 1984 bij een auto ongeluk in Duitsland om het leven gekomen op
54jarige leeftijd. We hadden samen veel meegemaakt. Speciaal op het einde van
de oorlog. Zonder Nico was Nederland tijdens mijn regelmatige verloven uit het
buitenland, Nederland niet meer. Hij liet bij mij een grote leegte achter.
Beknopt overzicht van 1942 –
heden 2011
In de zomer van 1942 verhuisden wij naar Texel waar wij net als een
ieder in en na de oorlog ons portie moeilijkheden hebben moeten verwerken.
In 1952 kreeg ik een baan bij een export-maatschappij in Amsterdam met
kantoren over de hele wereld. In 1955 werd ik naar het toenmalige Nederlands
Nieuw Guinea uitgezonden waar ik tot 1960 verbleef. Tijdens mijn eerste verlof
In 1960 nam ik ontslag en stapte over naar een Frans exportbedrijf met
kantoren in Afrika. Na twee jaar in Ibadan en Lagos voor ze gewerkt te hebben
stapte ik over naar een Duits handelshuis. Ook met kantoren in Afrika. Na
Ghana, Kumasi werd ik voor hen directeur van een kantoor in Port Harcourt, Oost
Nigeria. In 1967 ontbrandde een burgeroorlog waardoor alle blanken het land
verlieten.
Na ruim 13 jaar overzee gingen wij in Capelle a/d IJssel wonen. Ik werd
export manager bij Indola Electrical International en bereisde voor hen met
veel plezier Duitsland, Scandinavië en het Midden Oosten.
Totdat in 1974 Unilever Export mij vroeg naar Jakarta, Indonesië te
gaan om aldaar bij een locale agent een
distributieorganisatie op te zetten voor Unilever producten die niet door de
grote lokale Unilever Indonesië fabrieken werden of mochten worden geproduceerd.
Er moest een keuze gemaakt worden uit honderden producten, gefabriceerd in
destijds 70 landen, die na geïmporteerd te zijn in Indonesië uitgeprobeerd
werden.
Dat heb ik 13 jaar tot 1986 met plezier kunnen doen. Totdat ik mij in
1986 liet opereren in het Academisch Ziekenhuis Groningen aan een zogenaamd
Zenkers divertikel boven in de slokdarm, waarin etensresten achterbleven, ter
voorkoming van een spontane perforatie.
Het klopt niet helemaal maar een vergelijking met een blindedarm geeft
een goed beeld. Daarvan zijn de gevaren
nagenoeg aan iedereen bekend. Een perforatie aan de slokdarm komt zelden voor en
de gevaren daarvan zijn onbekend.
Hierbij ontstond een “complicatie” doordat de spontane perforatie die
de professor wilde voorkomen juist door de operatie werd veroorzaakt en dit over
het hoofd zag.
Ondanks duidelijk symptomen schreef hij een “strikt vloeibaar” dieet
voor, waarmee de professor de tweede fout maakte.
Het niet steriele vloeibare dieet kwam door de professor veroorzaakte
perforatie in de borstholte en veroorzaakte een ontsteking, Mediastinum
genaamd.
Dat staat gelijk aan het trachten te blussen van een brand met benzine
en veroorzaakt mediastinitis. Mediastinitis heeft meestal de dood ten gevolge..
Op miraculeuze wijze heb ik het overleefd door de buitengewone zorg van
de intensive care artsen. Na 240 dagen
intensive care, waarvan 230 dagen onder
volledige beademing, verliet ik het ziekenhuis met een verlamd middenrif. De zenuwen die spontaan vanuit de hersenen
impulsen doorgeven aan het middenrif waren beschadigd waardoor de ademhalingscapaciteit
tot 30% is gereduceerd. Long volume van ca 4 ltr tot 1,2 ltr gereduceerd.
Bovendien betekent verlies van spontane ademhaling dat er bij ademen gedacht
moet worden. In de slaap kan je niet denken. Je mag dus niet in slaap vallen. Dan
wordt je misschien niet op tijd weer wakker….of helemaal niet. Eigenlijk zoals
babies soms door de geheimzinnige wiegendood het leven verliezen.
Om dit te voorkomen ben ik voor de slaap nu al 25 jaar afhankelijk van een
ademhalingsondersteunend apparaat.
Hieraan dank ik mijn voortbestaan.
Intensive Care AZGroningen 10
juli 1986 tot 16 febrari 1987
Deze foto werd voor de pers
gemaakt op 3 augustus 1986.
Links Anneke, Henk en dokter
Chris Stoutenbeek waarvan men wel zegt dat zijn intensieve aandacht mij in
leven heeft gehouden. Dokter Chris Stoutenbeek werd 50 jaar.
Dit maakte mij arbeidsongeschikt voor de rest van mijn leven. Tegen de professor voerden wij een proces dat
in 1994 eindigde in een schikking. De verzekering van de professor behandelde ons,
gedupeerden, als verdachten met verregaande minachting van het ondergane leed.
Wij kochten een huis in Spanje in 1989 waar wij tot heden wonen.
Ik kijk terug op een interessant leven.
Alfaz del Pi, Alicante, Spanje..
Concept uitgebreid verslag van
de rest van mijn leven.
Door de reis naar Thüringen is mijn kennelijk aangeboren ondernemingslust
wellicht ontvlamd. Na met goed gevolg de Mulo
op Texel in 1950 te hebben afgemaakt heb ik mij bewust toegelegd op de
exporthandel door een aantal
handelscorrespondentie diploma´s te behalen. Maar mijn eerste vaste baan was
“boekhouder” bij Landbouwwerktuigen
smederij C. Dros Bz. in de
Eierlandsepolder op Texel. Salaris fl. 80,= per maand.
In 1952 werd ik aangenomen bij Hagemeijer & Co´s Handels Mij, in
Amsterdam op de inkoopafdeling provisiën en dranken. P & D. De uitnodiging
tot een sollicitatie gesprek werd in opdracht van mijn toekomstige chef getikt
door zijn secretaresse Willy van Dijk. Wij zouden vijf jaar later trouwen.
Hagemeijer was een rondom 1900 in Indonesië ontstane Nederlandse exportmaatschappij. Na de tweede wereldoorlog werden in snel tempo
over de hele wereld verkoopkantoren geopend.
In 1955 zond Hagemeijer mij voor een termijn van twee jaar naar
Nederlands Nieuw Guinea. Een gebied aan het begin van zijn ontwikkeling. In het
binnenland liepen nog kannibalen rond. Daar importeerden wij alles wat nodig
was. (zie ook mijn blog: http://zorro-koetsier.blogspot.com/
)
5-1 1955, voor 2 jaar. April 1957
voor 3 jaar terug
na in februari getrouwd te zijn.
Op de trap van de KLM Super Constellation.
Ad Kennis en Kees Koetsier 1955
Tussen Sorong Doom en Jefman, vliegveld,
In 1957 trouwde ik tijdens mijn eerste verlof met Willy
van Dijk de secretaresse van de afdelingschef die mij in 1952 had aangenomen.
Samen zijn wij in 1957 voor drie jaar teruggegaan naar Nieuw Guinea.
16 februari 1957
Bij het vertrek uit Nieuw Guinea in februari 1960 vloog Wil, vol
verwachting van Rob, met één van de eerste vluchten van de KLM via Tokyo en
Anchorage, over de pool, naar Nederland. In juli 1960 werd Robert Boudewijn
geboren.
Door wisselende politieke omstandigheden bood Nieuw Guinea geen goede
toekomst. Aanvankelijk zou ik weer voor drie jaar teruggaan.
Door een dubieuze clausule in het contract en een andere onduidelijkheid
over werkzaamheden nam ik twee dagen voor vertrek na 8 jaar boos ontslag. Met
een return ticket in mijn zak en de auto, een mooie “taxfree” tweekleurige Fiat
1100 de Luxe met twee carburateurs, al aangeleverd op de kade om verscheept te
worden naar Nw Guinea.
Al gauw had ik daar spijt van want het bleek moeilijk een soortgelijke
baan te vinden met vergelijkbaar salaris.
Na verschillende klusjesbanen via uitzendbureaus nam een Franse
maatschappij, de Société Commerciale de l´Ouest Africain (SCOA) mij aan voor
één van hun kantoren in Nigeria. De SCOA vertegenwoordigde o.a. Philips,
Carrier, Indola Electric en andere technische zaken.
De Nigerianen waren boos op Frankrijk omdat de Gaulle met atoombommen experimenteerde
in de Sahara. De Franse maatschappijen in Nigeria, dat net onafhankelijk was,
liepen het risico het land uitgezet te worden. Uit voorzorg namen ze daarom
niet-Fransen aan die dit risico niet liepen.
Na de geboorte van Rob raakte Wil
snel weer in verwachting en in oktober 1961 werd Caroline Suzanne
geboren.
Na in Ibadan en Lagos geplaatst te zijn, en na een conflict met een
oude franse directeur die meende het beter te weten dan ik, zag ik na twee jaar meer voordeel te werken voor een Duits, in Hamburg gevestigd
handelshuis Jos Hansen & Söhne. Ik werd geplaatst in Ghana, Kumasi,
bijkantoor van een vestiging in Accra.
Kumasi ligt ca. 200km in het binnenland met veel timber-exploitatie
waar veel zware truckbanden en accu´s benodigd waren.
Binnen een jaar kreeg ik de enigszins eervolle overplaatsing naar Port
Harcourt in het oosten van Nigeria. Het was een zelfstandig kantoor onder
Hamburg, met naast de locale staf een aantal Duitse medewerkers.
Ik werd “Managing Director·”. Alle meine Mitarbeiter waren Deutsche,
ich war der einzige Europäer. En dat werkte uitstekend.
De zaak met een aantal oliemaatschappijen als klant, waaronder de
Shell, liep voortreffelijk. Jos Hansen had voor Nigeria belangrijke
vertegenwoordigingen zoals Mannesmann ijzer en staal, Bayer Chemicaliën en
verfstoffen, Varta accu´s, Continental banden, Telefunken radio´s,
gereedschappen , auto- onderdelen, etc.
Helaas ontstond na 4 Jaar in mei 1967 een burgeroorlog die de
geschiedenis is ingegaan als de “Biafra oorlog”.
Voorste rij links Marcellus, die ik boekhouden heb bijgebracht bij en
mijn vertrek als vervanger heb aangesteld. Dan kom ik en Patrick, showroom manager
en de man die ik ging vervangen Joachim Freiherr von Arnhim. Gevolgd door Marc,
Resschauer en Boniface. Op de tweede rij derde van links staat Berndt Dichmann.
Europese vrouwen en kinderen werden met een luchtbrug geëvacueerd. Ofschoon privé vluchten buiten
Biafra door het kersverse bewind waren verboden had ik een Cessna gecharterd voor
Wil en de kinderen waarmee we halfweg naar Lagos in Warri/Sapelle in de
Mid-West gevlogen zijn.
Wil, Caroline, Rob, Lidy Molenkamp
Begin juni 1967
Daarna ben ik met de piloot teruggevlogen naar Port Harcourt. Bij de landing
hebben we aan de toren gemeld terug te zijn van een “binnenlandse” vlucht naar
Enugu.
Daarna liepen er alleen nog
mannen rond die elkaar om raad vroegen bij het boodschappen doen in de
Supermarkt.
Rondom het gebied dat zich als Biafra wilde afscheiden van Nigeria was
een strikte blokkade gelegd. De rivier de Niger en de Golf van Guinee vormden
in het westen en zuiden natuurlijke grenzen. Het oosten grensde aan het
buurland Cameroon. Alleen het noorden was toegankelijk over land en makkelijk
te infiltreren
Vanuit Lagos werd eind Juli 1967 een Italiaanse vrachtboot, “de Isonzo”
van ca. 8000 ton, gechartered die met diplomaten aan boord door de blokkade
mocht om die blanken op te halen die weg wilden.
Port Harcourt was de enige haven in Biafra en ligt ca. 40 mijl stroom opwaarts in de
Niger delta.
Ik wilde blijven omdat de Ibo´s, bewoners van de Eastern Region, zo
aardig tegen blanken waren en alleen ruzie met de regering in Lagos hadden over
de verdeling van olieopbrengsten.
Toen ik merkte dat de meesten de
beslissing om te blijven hadden ingetrokken besloot ik drie uur voor vertrek van
de Isonzo toch van de gelegenheid te vertrekken gebruik te maken. Daardoor kwam
ik als passagier 601, eenzaam alleen, in een bus, geëscorteerd door de politie
ter beveiliging tegen oproerkraaiers, als laatste aan boord.
Maar niet nadat de immigratie dienst een “Exit Permit” in mijn pas had
gestempeld waar het woord Nigeria was weggesneden en vervangen door een met de
handgeschreven “Biafra”. Zie foto.
In het “Exit Permit” stempel is Nigeria vervangen door
“Biafra”.
Onder het oog van zes honderd reeds ingescheepte over de railing
hangende vluchtelingen klom ik met een karton bier in de linker hand, saluerend
de loopplank op. Waarop een ieder die kon fluiten begon te fluiten. Alsof de
commodore aan boord kwam .
Een Amerikaans Peacecorps meisje gaf mij een overtollig bekertje dat
voortdurend met wisselende soorten drank werd bijgevuld door mensen die een
soort Marathon “Brüderschaft” wilden
drinken. Nog nooit van mijn leven was ik zo dronken. Tot op heden 45 jaar later
heb ik dit persoonlijk record niet kunnen verbeteren.
Aan boord van de Isonzo 20 juli 1967
De beslissing op het laatste moment Biafra te verlaten heeft mij zeker
veel ellende bespaard.
Men dacht dat het in drie maanden
beslecht zou zijn. Het duurde 3 jaar tot 1970 voordat de federale troepen
vanuit Lagos, “Biafra” weer bezet hadden. Na meer dan een miljoen doden,
meestal door de honger.
Zeven westerlingen bleven in Port Harcourt achter. Waarvan enige
zendelingen en een persoon van de BWA, Bank of West Africa die mij op het
laatste moment het karton bier voor zijn collega´s meegaf.
In de loop van drie jaar zijn zij allen, op één na, Biafra ontvlucht
onder zeer moeilijke omstandigheden.
Twee Duitsers hebben met een kano door het mangrovegebied van de Niger
Delta na maanden, de Cameroons, ten oosten van Nigeria, weten te bereiken . De
Niger Delta is een gebied bijna zo groot als Nederland met duizenden kreken.
Door de voortdurend wisselende waterstand is het bijna niet mogelijk hier de
weg te vinden.
De Niger Delta
De laatste achterblijver, ene mr Blakeney heeft de voorpagina van een
Engelse krant gehaald.
Drie jaar na mijn vetrek in 1970, tijdens een vakantie in Frankrijk zag
ik een foto van Blakeney die in het door de federale troepen opnieuw bezette
Port Harcourt voor huurling was aangezien. De commandant had hem uit handen van
zijn manschappen net van de strop kunnen redden.
Omdat ik na Nieuw Guinea en Biafra het gevoel had dat waar ik kwam
oorlog ontstond besloten we in Nederland te blijven.
Terug in Nederland 1967 - 1974
Na kort verblijf in onze vacantiebungalow in Sint Maartenszee huurden wij
een flat in Capelle aan de IJssel. De kinderen, inmiddels 5 en 6 jaar, na
Engelse scholen in Ghana en Nigeria gingen voor het eerst naar een Nederlandse
school.
Inburgerings problemen waren er voor de kinderen niet. Zij waren altijd
op Engelse scholen geweest spraken Engels zoals Engelse kinderen en thuis Nederlands
met soms een beetje accent.
Geen probleem, alleen dat b.v. “twenty six” geen twintig zes is maar in
het Nederlands zes en twintig.
De familie wilden hun kennis van de Engelse taal wel eens op ze
uitproberen. Dat vonden ze maar gek. Hier praatte iedereen Nederlands dus
niemand kreeg er één woord Engels uit.
Alleen de werkster van Oma, die Engelse lessen op de TV volgde, vroeg
eens: “What is your name?” Waarop Caroline haar naam in het Engels gaf.
Caroline heeft net als Robert een naam gekregen die in meerdere talen voorkomt.
Totdat ze jaren later op school Engels kregen hebben ze nooit meer een woord
Engels gesproken.
Zoek Robert Boudewijn – Port Harcourt Primary School
1965
Zoek Caroline Suzanne - Port Harcourt Primary
School 1965
Voor Indola Electric International
in Rijswijk nam ik een baan aan om Scandinavië, Duitsland en het midden-oosten
te bereizen. Van Beirut, over Teheran, Bagdad, Kuweit, Bahrein, Abu Dabi,
Dubai, Jedah, Aman, en via Cyprus naar Israël.
Dat heb ik met plezier drie jaar gedaan totdat Indola door Hagemeijer
werd opgekocht. Hagemijer waar ik in
1960 boos mijn ontslag had genomen, twee dagen voordat ik voor de derde keer
terug zou zijn gegaan.
Indola stond er niet
goed voor. En ik grapte: als jullie mij zo graag
terug wilden, had dat
dan gewoon gezegd. Daarvoor hadden jullie niet
heel Indola over hoeven te nemen.
Indola Electric produceerde huishoudelijke apparatuur, boormachines en
ventilatoren. Vooral de plafondventilator deed het goed. In de aankomst hal in
Bahrein airport zorgden 200 traandruppelvormige plafondventilatoren voor koelte
totdat ze door central airconditioning werden vervangen. Dit met opkomende
goedkopere ventilatoren uit Japan, deed Indola geen goed.
Wordt vervolgd.