dinsdag 6 mei 2008

Herinneringen van een handelsemployee


De Jotefa baai bij toenmalig Hollandia


Vertrek naar Biak 5 januari 1955

Eerste werkdag wordt bijna volksopstand

Het is begin mei 1955. In de haven van Sorong in het toenmalige Nederlands Nieuw Guinea is het een drukte van belang. Donker gekleurde vriendelijke mensen die we toen nog koelies mochten noemen lopen op blote voeten af en aan. Eén donkere man van dezelfde stam heeft een hoed op en schoenen aan.

Waarschijnlijk heeft hij een zending of missieschool doorlopen. Hij kan lezen en schrijven en heeft daarom een hoed op en draagt schoenen. Hij telt of het aantal kisten die op de kade staan overeenkomt met het aantal op de lijst die hij in zijn linkerhand houdt. Hij is de 'tally klerk'.

De omschrijving op zijn lijst zal ondermeer zijn: 100 colli Pelco Koffie, 25 vaatjes spijkers, 500 balen rijst ex Siam (zo heette dat toen). Deze spullen zijn zojuist aangevoerd met de maandelijkse 'Holland boot' de Bintang van de Rotterdamse Lloyd Maatschappij. De hele aanvoer, zo'n 600 ton, wordt in losnetten met de bomen van het schip op de steiger gezet. Er zijn 20 tot 50 'koelies' nodig om kisten, balen en kratten zo snel mogelijk naar de lichter te "pikoelen" (dragen). Met een sleepbootje wordt de lichter naar het tegenovergelegen eiland Doom gesleept. Om daar weer gelost te worden in de "gudang" (magazijn).

Handelsemployé
In het midden van alle bedrijvigheid sta ik. Een jongeman van 22 jaar aan het begin van zijn overzeese carrière. Mijn paspoort vermeldt achter beroep: Handelsemployé. Op Texel heb ik de Mulo doorlopen, en wat handelscorrespondentie diploma's 'vreemde talen' verzameld. Later zou hij bij het ISW in den Haag “Hogere Bedrijfsleiding” doen en op kosten van de zaak op het Ashridge college in Engeland “refresher courses” volgen. De woorden 'expat' en 'Wereldomroep' zijn nog niet uitgevonden. Ik luister naar de PCJ, de roepletters van de huidige Wereldomroep.

Geen voorbereiding
Ik draag dus ook schoenen. In één van de borstzakken van mijn nieuwe kaki hemd zit een kanarie-boekje, 'Maleis voor beginners'. Na een paar jaar op het inkoop kantoor in Amsterdam ben ik zonder verdere voorbereiding uitgezonden naar een verkoopkantoor in Nederlands Nieuw Guinea, waar alles dat nodig is voor dit "ontwikkelingsland'' door mijn firma wordt geïmporteerd. Levensmiddelen, textiel. Wat daar niet onder valt wordt "kramerijen" genoemd. Bouwmaterialen, auto's, nagellak, buitenboordmotoren, spijkers, maandverband, etc, etc.

Bij aankomst kan ik niet gebruikt worden in de verkoop omdat ik de taal niet spreek. Dat heet dan nog 'Maleis' in plaats van Bahasa Indonesia. Daarom wordt de 'baru' (nieuweling): Hoofd buitendienst. Ik begeleid het laden en lossen van de maandelijkse boten uit Nederland, en van de KPM die de verbinding met Singapore en Bangkok onderhoudt. De Royal Interocean Lines brengt soms sinaasappelen en verse groente mee uit Australië. Ook valt de bevoorrading van de buitenposten aan de noord en zuidkust van de Vogelkop onder de werkzaamheden van de 'buitendienst'.


Koetsier tijdens zijn eerste werkdag.

Onzeker
Ervaring in deze zaken heb ik niet. Onzeker sta ik de eerste keer naar De Bintang te kijken die tergend langzaam afmeert. De boot van Texel is het grootste schip dat ik tot dan toe ooit heb gezien. Een schip van 8000 ton opent zijn vijf luiken. Bomen worden over boord gedraaid. Er ontstaat een heksenketel. In snel tempo wordt de lading hijs na hijs op de steiger gezet.

Zo'n schip wil zo snel mogelijk zijn lading kwijt. Er wordt gelost van ´s morgens zeven tot 's avonds tien. Met uitzondering van woensdag en zaterdagavond. Dan hebben de Papoea´s vrij en gaan ze naar de openluchtbioscoop bij de 'olie' (NNGPM). Een evenement dat zij beslist nooit willen missen. Het duurt zo´n 5 dagen totdat het schip leeg is.De Bintang is op woensdag 4 mei in de namiddag op nog twee uur lossen na, bijna leeg. Maar de bioscoop lonkt. En op donderdag 5 mei is de nationale vrije herdenkingsdag. Dus kan het schip pas op vrijdagmorgen vertrekken nadat de laatste lading gelost is. Dat wordt te duur voor het schip.

Doorwerken
De kapitein en de eerste stuurman vragen of ze door kunnen werken. Mooi niet. Alle Papoea´s gaan naar de openluchtbioscoop. "Maar" oppert de kersverse "baru" in zijn nieuwe kaki hemd en het Kanarieboekje in zijn borstzak, ''ze weten nog niet dat ze morgen vrij hebben. Als we nou eens zeggen dat ze morgen als beloning de hele dag vrij krijgen als ze vanavond doorwerken?".

Ik word van harte uitgenodigd om het te proberen. Dus repeteer ik mijn speech. Daarna klim ik op een kist. Ik roep: " Dengar semoea" - Luister allemaal. 'Kalau kerja terus malam ini, - als jullie vanavond doorwerken- besok- morgen-...... Verdorie wat is 'vrij' ook alweer? Ik grijp naar het inmiddels beduimelde Kanarie boekje, vrij…., en vind: 'merdeka'. Och, ja dat woord ken ik.

Merdeka
Dus zeg ik zonder verder aarzelen: 'Kalau kerja terus malam ini sampai kapal kosong besok MERDEKA.' Dat laatste woord spreek ik extra triomfantelijk uit. Er is even stilte, maar dan klinkt een gejuich uit een dertigtal kelen. ''Baik, hidup toean baik. Besok merdeka, besok merdeka'', schalt het al snel over de hele steiger uit een paar honderd kelen. (lang leve toean). Onmiddellijk besef ik dat 'merdeka' een zeer politiek geladen woord is en 'vrijheid' betekent. Ik had 'perei' of 'libur' moeten gebruiken.

De jongens waarvan ik al heel wat woorden heb geleerd zien wel de humor in van mijn vergissing, en herinneren me er de hele avond aan. Op de overtocht naar het eiland later op de avond klinkt vanaf het bootje over het door de maan verlichte water een vrolijk gezang. De volgende ochtend vertrekt het schip zonder een dag te verliezen. De eerste stuurman overhandigt mij namens de kapitein een fles champagne.

Staartje
Maar mijn eerste optreden in de haven krijgt nog een staartje. Het is het Binnenlands Bestuur niet ontgaan. Op het bevrijdingfeest, daags daarna, spreekt het Hoofd Plaatselijk Bestuur mij met een glas bier in de hand streng toe. Ik word verantwoordelijk gehouden voor eventuele volksopstanden die voort zouden kunnen vloeien uit mijn onvaderlandslievende optreden.

Vijf jaar later zit ik op het eiland Biak in het KLM hotel 't Rif met een aantal inmiddels oudgedienden aan een tafel. Koel Heineken bier maakt de tongen los. Ik hoor een collega vertellen over een 'Baru' die de taal nog moest leren en de Papoea´s tot een opstand had aangemoedigd die door het bestuur onderdrukt moest worden. Het verhaal was een eigen leven gaan leiden en volledig uit de hand gelopen. Op zijn vraag wie die "Baru" was kon gelukkig niemand antwoorden.


Mei, 2007

Geen opmerkingen: