dinsdag 6 mei 2008

Waarschuwing voor gewapende roofoverval

Indien U bij het openen van Uw huisdeur verdacht geritsel in Uw tuin hoort, ga dan onmiddellijk naar binnen en sluit de deur af. Probeer van binnen uit op een veilige manier uit te vinden wat het geluid veroorzaakt en sla telefonisch alarm. Als ik zo gehandeld had dan zou mij het volgende niet zijn overkomen.

De honden waren net even in de tuin geweest en reeds voor de nacht in de keuken opgeborgen. Het was 23.30. Alleen thuis. Om het ijzeren buitenhek voor de nacht af te sluiten opende ik nogmaals de buitendeur op de eerste verdieping stapte naar buiten op het bordes en hoorde beneden heftig geritsel. Instinctief voelde ik onraad. Verschrikt stapte ik naar buiten en schreeuwde van mijn veilige hoogte: “Wie is daar, wat is er aan de hand?”

Gestommel van links. Onderaan de trap verscheen een man die de trap opstormde. Gemaskerd met een zwarte kous in een knotje op z´n kop. Het was alsof er ijswater door mijn aderen stroomde. Ik sprong naar binnen, het hek waar de sleutel nog in zat dichttrekkend. Aan de andere kant verschenen twee donker geklede mannen, zwarte kousen over de kop. Tegen de heldere hemel het silhouet van een pistool. Het hek werd opengerukt net voordat de sleutel kon worden omgedraaid.

Tevergeefs schreeuwend om de buren te alarmeren werd ik ruw geslagen en naar binnen geschopt. Bril werd kapot geslagen. In de gang voorovervallend werden ruw mijn handen op de rug geboeid. Zoals de Guardia Civiel dat doet. Dat ik nu toch op zo’n ordinaire manier zou sterven na nog maar enige jaren geleden op miraculeuze wijze een “ziekenhuisongeval” te hebben overleefd. Daar had ik een zeer beperkte ademhalingscapaciteit aan overgehouden die mij elke langdurige inspanning belet. Ik meende dit niet te zullen overleven.

Men vroeg naar de brandkast en wilde goud hebben en veel geld. Ik had geen brandkast, geen goud en geen geld. Het was Pasen en na 4 feestdagen waren er slechts 7000 pesetas over. Dit weigerde men te geloven. De heren bleven achter mij en sloegen in mijn gezicht toen ik mij omdraaide om te antwoorden dat er niets in huis was. Dit was kennelijk om herkenning te voorkomen. Met pistolen tegen het hoofd werd ik door de woning gevoerd.

Met de mededeling dat ik “muerte” zou zijn als ik niet vertelde waar de brandkast was werd het bad gevuld. Verschillende malen werd mijn hoofd ondergedompeld waarbij ik een gekneusde rib opliep. Deze gekneusde rib diende later nog als bewijs voor diegenen die meenden dat dit verhaal verzonnen was voor een schrijfclubje of zo. Maar bij de eerste onderdompeling voelde ik het kettinkje waar ik instinctief in beet, waardoor de stop er uit ging en er bij de derde onderdompeling niet genoeg water meer was, hetgeen grote opluchting verschafte.

Opnieuw werd het bad gevuld terwijl men bleef vragen waar de brandkast was. Ik wenste dat er een geweest was. Toen pakte men mij weer beet. Veel kracht had ik niet meer, maar ik dacht weer onderwater overleef ik ook niet. Dus verzette ik me in een laatste wanhopige poging met alles wat in mij was om dit te voorkomen. Het lukte even niet mij mee te slepen. Maar ik wist dat het tenslotte nutteloos was. Elke seconde telde nu. Toen, in een flash kreeg ik een heldere ingeving. Tijd te rekken en de kans om misschien te overleven. Net doen alsof ik ze tenslotte ging helpen.

Plotseling werkte ik niet meer tegen maar stapte naar voren. Hierdoor ontglipte ik aan hun handen, stapte in het bad om met mijn voet eerst de stop er uit te schoppen waardoor het water weg liep “Vamos mirar” riep ik. Ik dacht dat het “laten we gaan kijken“ betekende. Men verstond mij. Plotseling werden er handen uitgestoken om mij uit het bad te laten stappen. In optocht naar de salon, de eethoek, de study. Ik bood de auto aan, een paar zilveren schalen, de TV, computer, fax, chequeboek. Mijn Indonesische roodachtig gouden armband Ze wilden alleen veel goud en veel geld. En die armband was niet van goud. Ik vroeg in het Frans, mijn Spaans was slecht, waarom ze dit deden en wat voor problemen ze hadden. Of ik ze morgen misschien mocht helpen. Als ze mij maar lieten leven en niet meer op de grond zouden gooien.

Eén begon mij zelfs te kalmeren. Terug naar de badkamer. Vanwege mijn ademnood mocht ik op het toilet zitten om bij te komen, met gezicht naar de muur. Een krap op het bot aangedrukte handboei begon erg pijn te doen. Op mijn verzoek maakte de man de boei iets losser waardoor ik genoeg speling kreeg om de Indonesische gouden armband af te doen. Die bood ik hem aan hem met uitleg dat het toch wel echt goud was en met het verzoek mij met rust te laten. Maar men begon voor de derde keer het bad te vullen, liet mij alleen en ging het huis in. Ik dacht om verder op de benedenverdieping naar de brandkast te zoeken.

Angstig wachtend op hun terugkomst terwijl het bad weer vol liep slaagde ik er in met mijn voet de stop weer uit het bad te schoppen, waarna ik weer op het toilet ging zitten. Er telde nog maar een ding: niet meer onder water en niet meer op de grond gegooid worden.

Toen het langere tijd stil bleef stond ik voorzichtig op en gluurde in de lege slaapkamer. Stilte. Weer terug op het toilet. En toen had ik een van de fijnste momenten van mijn leven. “Misschien zijn ze weg” dacht ik. Dan ga ik niet dood. Dan blijf ik leven. Ik had even aan de werkster gedacht die de volgende morgen zou komen, onraad zou speuren en bij geen gehoor in zou moeten breken. Hoe zij zou schrikken als ze mijn kichaam dan zouden vinden.

Maar misschien niets van dit alles. De verademing leek op het gevoel dat ik kende van het moment, dat je na een maandenlang europees verlof onder een grijs grauw wolkendek, weer vertrekt, met het vliegtuig door de wolken breekt en dan eindelijk de zon weer ziet.

Heel voorzichtig de slaapkamer in. Doodse stilte. Gluren op de gang. Nada. Deur aan de binnenkant op slot gedaan. Lastig met handen op de rug. Hoorn van de telefoon gestoten en zo achter mijn rug op de tast en uit het hoofd het nummer van de natuurlijk op dat moment nog niet geactiveerde alarmcentrale gedraaid.

Het nummer van de alarmcentrale zat in mijn hoofd. De draaischijf van de verouderde telefoon leende zich er uitstekend voor om blind met geboeide handen op de rug het nummer te kiezen.

Op de knieën, gebukt, het oor op de hoorn gelegd, alarm geslagen. Het duurde even voordat de dienstdoende man van de alarmcentrale door had wat er aan de hand was. Hij zei dat ik aan de lijn moest blijven en ging de politie bellen. Tot mijn verbazing kwam hij terug met de mededeling dat de voor Alfaz verantwoordelijke Guardia Civiel in Altea wist niet waar onze Avenida was! Dus geadviseerd om bij de locale politie langs te gaan om ze de weg te wijzen. Lichtknopjes bedienend met de neus nog bevend het huis in naar de study om ook de buren te bellen om te zeggen dat ik overvallen was en of ze konden komen. Ongeloof. Nee het is echt waar, kom alsjeblieft. Even daarna stond ik buiten beneden voor de deur, maar durfde niet de donkere straat in te lopen. Een voorbij rijdende auto reageerde niet op mijn gehandicapte lichaamsgebaren. Daar kwamen de buren. Van een afstandje riepen ze, ah, dus toch een grap!

Ik was nauwelijks tot praten in staat, draaide mij om waardoor ze mijn geboeide handen op de rug zagen en ook merkten dat ik klets nat was. Toen was het mijn beurt om mij ook te verbazen. “Ja, Kees, weet jij wel wat voor dag het is?” Ik wist niets meer. Alleen dat ik het overleefd had. De rest kon mij niets schelen. “Ja, maar” begon de buurvrouw “het is 1 April, en daarom dachten we……” Ja, inderdaad het gebeurt altijd onverwachts. Ook op 1 April. Helaas het was geen grap. Het was werkelijkheid.

Ongeveer een half uur na de melding kwam de Guardia Civiel en de Policia Local. Een slimme dorps agent vroeg onmiddellijk hoe ik kon bellen met de handen geboeid op de rug. Dat is geen vraag die prioriteit vereist deelde ik hem mee. Ze hadden niets bij zich maar maakten de boeien los met behulp van mijn eigen gereedschap. Van de daders nooit iets gehoord. De Guardia Civiel heeft er ook nooit naar gezocht. Herkenning door foto confrontatie leverde niets op omdat ik hun gezichten niet heb kunnen zien.

Een verzoek in de internationale pers soortgelijke ervaringen te melden om de daders op te sporen heeft ook niets opgeleverd.

Kees Koetsier-Alfaz del Pi Maart/April 1991

1 opmerking:

Arno zei

Wauw! mooi spannend verhaal, jammer dat het echt gebeurd is.

veel suc6 met bloggen, je grootste kleinzoon Arno